EiB header publiek

Het heden en verleden van Eindhoven

Responsive Navigation

Over de rampzalige gebeurtenis die Eindhoven trof op zondag 6 december 1942 is al vaak geschreven; toch wil ik proberen weer te geven wat er mij, als 12-jarige jongen, toen overkwam. Een waargebeurde nachtmerrie die mij nu, bijna 65 jaar geleden, als een film voor de geest staat.

Op die bewuste Sinterklaasmorgen besloten mijn oudste broer Jan en ik, het moet een uur of elf geweest zijn, naar de oude Markt in de binnenstad te wandelen waar familie van ons woonde die je altijd hartelijk ontving en waarvan mijn tante, ondanks de moeilijke oorlogsjaren, tóch altijd iets lekkers voor de dag kon toveren.

Vanaf ons ouderlijk huis, vooraan in de Gestelsestraat, wandelden we voorbij de Heilig Hartkerk in de richting van de Hoogstraat, sloegen bij café ‘Het Rozenknopje’ rechtsaf en vervolgden, bij de splitsing met de Grote Berg, onze weg via de Kleine Berg. Even later staken we de Keizersgracht over naar de Vrijstraat. Op het einde hiervan, net voorbij de Demer, drie of vier huizen verder, in een winkel met rookwaren, aan de oude Markt, woonde onze familie.
Natuurlijk waren we welkom en zaten al gauw in de keuken, gezellig babbelend aan de limonade met vóór ons op tafel een flinke plak cake.
............................

Met krakend geweld barstten de ruiten uit hun sponningen, direct gevolgd door een donderend lawaai. Stukken kalk regenden neer vanaf het plafond... Een moment zaten we als verstard, niet beseffend wat er gebeurde.
Het volgende ogenblik zat ik in elkaar gedoken onder de tafel. Krakende explosies...gierende vliegtuigen...steunende balken...neervallend puin....schreeuwen....gillen....een daverend inferno van vreselijke geluiden...
‘Kom!’, schreeuwde mijn broer en trok me onder de tafel uit...sleepte me de keuken door naar een halletjes waar we in een oogwenk wegdoken tussen de jassen aan een zware kapstok. Ik herinner me dat ‘n vaas, die boven op een plank stond, vlak voor me, met een klap aan gruzelementen sloeg; even dacht ik dat het een bom was!

In een nevel van stof en gruis zag ik mijn neef, al hinkelend van de trap naar beneden komen; hij zat boven te studeren toen de hel losbrak; ik meen dat hij een steen op zijn voet had gekregen.

En toen... zo maar ineens was het stil...beklemmend stil...geen donderende inslagen...geen gierende vliegtuigen...doodse stilte!

Mijn broer greep mijn hand vast en rukte me onder de kapstok uit; samen renden we, via de aangrenzende kamer en de winkel, de straat op... rechtsaf moesten we...richting de Vrijstraat...richting huis!

Bij het passeren van de Demer waagde ik het, even de straat in te kijken: rook...vlammen...puin...stof...mensen! We holden al door de Vrijstraat. In een flits zag ik mensen met bebloede gezichten die blijkbaar achter de ramen hadden gezeten, mensen die in paniek alle richtingen inrenden, roepend...schreeuwend, een vrouw die wanhopig probeerde een oudere man overeind te helpen... stof... gruis... stenen... dakpannen... glas... mensen! We liepen zoals we nog nooit gelopen hadden! We renden, sprongen, zwenkten, obstakels ontwijkend... Maak dat je hier wegkomt! Naar huis... naar huis!
Ik struikelde ergens over, m’n knie schaafde over de grond, mijn broer, die mijn hand nog steeds omklemde, rukte me overeind, ‘lopen!’, riep hij me toe.
We holden voorbij cinema Parisien. Ik botste tegen iemand op en raakte in de drukte mijn broer kwijt... maar, daar was hij alweer en greep opnieuw mijn hand vast... lopen... lopen!
Voorbij het Rembrandt theater en dan de kruising over... we waren al op de Kleine Berg!
En dan opnieuw, verder achter ons nu, gierende vliegtuigen... explosies... donderend lawaai...
We zagen een voordeur wagenwijd openstaan en vluchtten naar binnen: een vader en moeder die enkele huilende, nog jonge kinderen beschermend omarmden; de tafel lag op z’n kant, over de grond verspreid lagen bonkaarten en zegels. Later bleek dat we bij ‘n vestiging van het dagblad ‘de Maasbode’ naar binnen waren gerend.
Vanuit het centrum van de stad hoorden we vliegtuigen en het dreunen van inslaande bommen.
De angstaanjagende geluiden stierven weg... opnieuw werd het stil... beklemmend stil...
Was het voorbij?
‘n Moment wachtten we af... en dan... in een ommezien waren we buiten... verder... verder!
We renden de Edenstraat voorbij... bij café ‘Het Rozenknopje’ linksaf... dwars over het kerkplein... de Gestelsestraat in. Eindelijk! We waren er... we waren thuis!
Achterom, door het gangetje, holden we de keuken binnen waar we beiden, hijgend, bestoft en bezweet op ‘n stoel neerploften.

Mijn vader, moeder, 5 zusjes en nog een broer kwamen uit de gang, waar ze tijdens de luchtaanvallen geschuild hadden, de keuken binnenlopen.
Bezorgd keken onze ouders ons aan. ‘Jullie zijn toch niet gewond?’, vroeg mijn moeder angstig. Nee, gelukkig waren we niet gewond. ‘En de familie ginds?’, informeerde vader, ‘hoe is het daar mee?’ Mijn broer en ik staarden elkaar aan... we wisten het niet!

Pas later op de dag hoorden we dat de familie het er, in ieder geval, levend had afgebracht.

Vaak heb ik later teruggedacht aan die vreselijke zondag in 1942. Voor mijn broer en ik was het inderdaad een bijzonder angstige belevenis; voor vele anderen echter was het een rampzalige dag!
Meer dan 140 mensen kwamen in het geweld om het leven, velen raakten gewond. De Demer werd nagenoeg geheel verwoest, andere plaatsen in de stad raakten zwaar beschadigd.

Een zwarte dag in een grauwe tijd.

Jo Retera

Jo Retera is de vader van Peer Retera, die dit verhaal instuurde.